Jouw kind is tussen de2,5 tot 4 jaar
Ontwikkelingen van een peuter
Kinderen ontwikkelen zichzelf. Ze hebben hun omgeving nodig om ervaringen op te doen en de juiste begeleiding te krijgen. Op deze tijdslijn maak je kennis met mijlpalen op het gebied van motoriek, taalontwikkeling, sociaal-emotionele en cognitieve-zintuiglijke ontwikkeling én persoonlijkheidsontwikkeling. Ook lees je hoe Kindergarden de omgeving van de kinderen inricht zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. We benutten de “terugkomende” verzorgingsmomenten zoals tijdens aan en uit kleden, luiers verschonen, kinderen op bed leggen om extra 1 op 1 aandacht aan de kinderen te geven. Zo wordt een alledaags verzorgingsmoment een bijzonder ontwikkelmoment.
Wist je dat een kind tussen het derde en vierde levensjaar voorkeur krijgt voor de linker- of de rechterhand? En dat in deze fase de eerste vriendschappen ontstaan?
Ontwikkeling vindt plaats tijdens de interactie tussen kinderen onderling en interacties met de pedagogisch medewerkers en de omgeving. Door onze horizontale groepen, kunnen we de juiste begeleiding geven die binnen de verschillende ontwikkelingsfasen nodig is. We volgen daarbij het tempo en de voorkeuren van de kinderen. Het ene kind is immers het andere niet. En ieder kind ervaart zijn eigen mijlpalen op zijn eigen moment. Deze tijdslijn laat zien wat je kunt tegenkomen tijdens die eerste belangrijke levensjaren van een kind. Daarbij laten we de kinderen hun eigen mijlpalen en ontwikkeling volgen!
Motorische (lichamelijke) ontwikkeling
Kinderen kunnen en willen steeds meer. Ze worden stabieler en hun bewegingen zien er steeds vloeiender uit. Daarom nemen we ze veel mee naar buiten. Onze tuinen zijn een veilige omgeving met alle ruimte om te rennen, fietsen of klimmen.
-
In de breedte
Tussen 2,5 en 3 jaar groeit een kind in de breedte. Doordat het groeitempo in de lengte afneemt, vermindert ook de eetlust.
-
Vol zelfvertrouwen
Een peuter rent zonder te vallen en klimt overal op. Hij kan met twee benen tegelijk van een verhoging springen.
-
Zindelijkheid
Het proces om de sluitspieren te leren beheersen begint rond de 2,5 jaar.
-
Vaardigheden
Er zijn grote sprongen te zien in de ontwikkeling van de fijne motoriek. Hij of zij leert nieuwe vaardigheden: veters strikken, rits dichtdoen, knopen dichtdoen.
-
Links of rechts?
Tussen het derde en vierde jaar krijgt een kind de voorkeur voor de linker- of rechterhand.
Hoe begeleidt Kindergarden de motorische (lichamelijke) ontwikkeling?
Dansen
Tijdens dansen kunnen kinderen heel erg opgaan in hun fantasie, iets wat goed is voor hun creatieve expressie. Attributen als danslinten helpen daarbij. Door veel te dansen leren kinderen hun lichaam kennen en wordt de grove motoriek gestimuleerd. Het is bovendien een goede manier om energie kwijt te raken.
Lekker knutselen
Kinderen verven en mengen zelf verf waardoor ze nieuwe kleuren ontdekken. We spelen met grote kralen van verschillende kleuren, vorm en grootte. Tellen, sorteren en rijgen, iets wat bijvoorbeeld goed is voor de oog-handcoördinatie en voor het groeiende gevoel voor orde en nauwkeurigheid.
Peutergym
Kinderen vinden het een feest: balanceren, rollen en springen onder begeleiding van een van onze pedagogisch medewerkers. Onze peuters komen spelenderwijs in aanraking met allerlei vormen van bewegen en gebruiken daarbij soms klein materiaal als hoepels, ballen of pittenzakjes.
Klim en klautermateriaal op de groep
Kinderen willen ontdekken. Door klim en klautermateriaal aan te bieden op hun eigen hoogte, is dit altijd binnen hun bereik. Kinderen proberen uit, maar zullen niet zo snel uit zichzelf iets doen wat echt te moeilijk is en daardoor gevaarlijk. Doordat we in een groep met dezelfde leeftijden van kinderen te maken hebben, krijgen ze ook niet het voorbeeld van een ouder kind die al meer durft te ondernemen. Voor de ontwikkeling van de motoriek en het ontwikkelen van zelfvertrouwen is klim en klautermateriaal erg belangrijk. Wanneer ze op jonge leeftijd hier kennis mee maken komt hen dat wanneer ze ouder zijn ook van pas. Door te kimmen en klauteren leer je ook om afstanden en risico’s in te schatten.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Zelfvertrouwen is een belangrijke basis om straks naar school te gaan. We leren de kinderen om naar elkaar te luisteren en te praten in groepsverband.
-
Egocentrisch
Het is geen onwil, maar een kind heeft in deze fase nog weinig vermogen om zich te verplaatsen in een ander en denkt dat anderen hetzelfde denken als hij of zij.
-
Samenspelen
Met twee kinderen samenspelen gaat beter dan met meerdere.
-
Regels
De omgangsregels/groepsregels die met elkaar worden afgesproken gaat het kind accepteren.
-
Zelfbeheersing
De zelfbeheersing neemt toe, waardoor een peuter minder driftbuien heeft. Hij of zij is erg gevoelig voor complimenten en kritiek.
-
Vriendschap
In de groep wordt een saamhorigheidsgevoel opgebouwd tussen de kinderen; hier ontstaan ook de eerste vriendschappen.
Hoe begeleidt Kindergarden de sociaal-emotionele ontwikkeling?
Accepteren sociale regels
Het is essentieel om veel aandacht te besteden aan de sociale ontwikkeling van jouw peuter. Peuters willen erbij horen en kijken op naar vriendjes en vriendinnetjes. Onder begeleiding van de pedagogisch medewerksters leren de kinderen om te gaan met empathie, mededogen en sociaal bewustzijn. Vaak gaat het ook om het leren omgaan met emotie en de eigen wil. Deze mogen er zijn; kinderen leren dat hier aandacht voor is en leren deze gevoelens ook uit te spreken.
Deel uitmaken van een groep
We leren de kinderen dat ieder kindje voor ons even belangrijk is. We leren hen ook om naar elkaar te luisteren en te praten in groepsverband. Verschillende projecten ondersteunen dit. Zoals de ochtendgymnastiek, de kinderyoga, de Logeerbeer, waarvoor de kinderen bij toerbeurt mogen zorgen, , het tafeldekkastje en op sommige vestigingen Early Bird (Engelse les). ‘Onze’ kinderen gaan straks met zelfvertrouwen naar de basisschool!
Spelenderwijs leren
Sociaal gedrag leren kinderen spelenderwijs. Ze kunnen eenvoudige spelregels accepteren en op hun beurt wachten. In rollenspellen geven we kinderen bijvoorbeeld ruimte om emoties en indrukken te verwerken. Populaire attributen zijn verkleedkleren, knuffels, poppen, theeservies. De huiskamer hoek is favoriet, net als het picknicken op een kleed. Kinderen maken samen ook graag een treinbaan of laten met elkaar de mooiste bouwwerken verrijzen.
Taalontwikkeling
Denken, fantaseren, luisteren, praten, zingen: kinderen worden steeds actiever en creatiever met taal. Ze zijn dol op liedjes, taalspelletjes en het herhalen van rijmpjes.
-
Taalbegrip
Een peuter van 2,5 jaar gebruikt woordcombinaties en begrijpt eenvoudige aanwijzingen en vragen.
-
Nieuwe woorden
Rijmpjes en taalspelletjes zijn erg geliefd. De peuter probeert zinnen te maken aan de hand van taalregels die hij of zij herkent. Vanaf het derde jaar verzint een kind zelf nieuwe woorden.
-
Vervoegen
Een peuter leert werkwoorden te vervoegen. Vanaf het moment dat hij of zij ermee start duurt het gemiddeld een jaar om onder de knie te krijgen.
-
Jij en ik
Het verschil tussen ‘jij’, ‘hij’ en ‘zij’ wordt duidelijk, omdat een kind anderen leert te onderscheiden van hemzelf. Het krijgt ook interesse in schrijven.
-
Vragen formuleren
Een kind formuleert vragende zinnen goed. ‘Jij gaat mee?’ wordt ‘Ga jij mee?’. Vragen beginnen steeds vaker met: ‘wie’, ‘wat’ en ‘waar’. En hij of zij oefent met meervoud en enkelvoud.
Hoe begeleidt Kindergarden de taalontwikkeling?
Woordenschat
We voeren veel gesprekken met de kinderen. Dat is onder andere goed voor de woordenschat die zich nu enorm uitbreidt. Belangrijk is om goed te articuleren en de zinnen duidelijk uit te spreken. We verwoorden op heldere wijze wat wij of de kinderen gaan doen. We lezen voor en vertellen verhalen. En, heel belangrijk: we luisteren aandachtig als de peuter zélf iets wil vertellen.
Als een volwassene praten
We praten op een volwassen manier met de kinderen. Dat betekent dat we niet in kinderlijke taal spreken, geen verkleinwoorden gebruiken en een normale intonatie aanhouden. Kinderen voelen zich zo groot als ze zijn en uiteindelijk willen we dat kinderen ook op de volwassen manier leren spreken en begrijpen. Ze dan een kinderlijke taal aanleren helpt hen niet.
Parallel ontwikkeling
De taalontwikkeling gaat tussen de 2,5 en 4 jaar gelijk op met de sociaal-emotionele, motorische, cognitief-zintuiglijke en persoonlijke ontwikkeling. Deze zogenaamde parallel ontwikkeling, waarbij alle gebieden zich even snel ontwikkelen, voltrekt zich op latere leeftijd niet meer in zo’n sterke mate. We doen activiteiten die alle ontwikkelgebieden stimuleren, zoals poppenkast spelen of spelen met vingerpopjes of handpoppen.
Taalspelletjes, rijmpjes en liedjes
We nodigen kinderen uit om taal te gebruiken. Om de ontwikkeling in deze periode zo goed mogelijk te laten verlopen, bieden we activiteiten die denken, praten, luisteren, fantaseren en spelen combineren. We lezen voor, doen taalspelletjes, herhalen rijmpjes en zingen met de kinderen. Soms gebruiken we een liedjesmand: bij elk voorwerp in de mand benoemen we een liedje.
Cognitieve en zintuigelijke ontwikkeling
Peuters ontdekken en leren veel met hun zintuigen. We sluiten aan bij deze natuurlijke ontwikkeling door materialen en werkjes aan te bieden waarmee ze hun zintuigen kunnen oefenen. Materialen en werkjes om waar te nemen, te horen, voelen, ruiken en proeven.
-
Symbolen
Denken in symbolen: een kind maakt bijvoorbeeld een tent van een laken, een huis van een doos. En het blijft alles herhalen: liedjes, verhalen, boekjes. Die herhaling geeft vertrouwen.
-
Magisch denken
Een peuter kan nog geen onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid. Alles wat een kind niet snapt, verklaart het door fantasie te gebruiken. Magisch denken verdwijnt geleidelijk, zo rond het zesde jaar.
-
Rondje en vierkant
Kinderen krijgen begrip voor wiskundige vormen (cirkel, vierkant, driehoek).
-
Woorden verzinnen
Tussen het derde en het vierde jaar kan een peuter over dingen nadenken waar hij of zij het woord niet voor weet en dan daar zelf een woord voor verzinnen.
-
Probleem
Ontwikkeling van het probleem oplossend vermogen. Een kind kan situaties bedenken waarin vergelijkbare problemen voorkwamen en doet dan wat het al eerder geleerd heeft.
Hoe begeleidt Kindergarden de cognitieve en zintuigelijke ontwikkeling?
Fantasiespel
Imitatie en fantasie gaan samen: eten maken in het keukentje, luiers verschonen bij de poppen, thee drinken aan tafel. Bij oudere peuters zijn verkleedspullen, het strijkijzer en huishoudelijke materialen geliefd. De oudsten willen met alles helpen; bij het verzamelen van bladeren in de tuin, met afwassen, bij het schoenen poetsen en ramen zemen. Het liefst doen ze wat wij als volwassene de hele dag doen. Materialen uit het echte leven aanbieden is daarom altijd een succes.
Afspraken maken
We betrekken kinderen zoveel mogelijk bij het maken van afspraken en het opstellen van (groeps)regels. Daardoor krijgen ze meer controle en voelt de regel ‘eigen’. Ze zullen zich hierdoor sneller aan de regels houden. Het vergroot bovendien hun oorzaak-gevolg inzicht. Ze ontdekken bijvoorbeeld dat er bijna geen zand in de zandtafel meer is na het spel van andere kinderen. De afspraak die zij met elkaar maken: na het spelen met de zandtafel zelf het zand dat er naast is gevallen met stoffer en blik terug in de tafel gieten.
Knijperspel stimuleert ontdekkingsdrang
Een voorbeeld is het knijperspel; een grote bak met veel gekleurde wasknijpers van verschillende afmetingen. Het leukste en het leerzaamste is om kinderen zelf te laten ontdekken wat ze ermee kunnen doen. We beginnen niet meteen met spelletjes; de kinderen zijn nog te gefascineerd door het nieuwe materiaal en zullen moeite hebben om te luisteren. Ze zullen eraan voelen, erin knijpen, ze uit elkaar halen. Kinderen hebben in deze periode ook behoefte om te ordenen (alle knijpers van dezelfde kleur bij elkaar leggen), te seriëren (een bepaalde volgorde aanbrengen) en te matchen (twee knijpers met dezelfde kleur bij elkaar zoeken).