Jouw kind is tussen de1,5 tot 2,5 jaar
Ontwikkelingen van een dreumes in de tweede fase
Kinderen ontwikkelen zichzelf. Ze hebben hun omgeving nodig om ervaringen op te doen en de juiste begeleiding te krijgen. Op deze tijdslijn maak je kennis met mijlpalen op het gebied van motoriek, taalontwikkeling, sociaal-emotionele en cognitieve-zintuiglijke ontwikkeling én persoonlijkheidsontwikkeling. Ook lees je hoe Kindergarden de omgeving van de kinderen inricht zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. We benutten de “terugkomende” verzorgingsmomenten zoals tijdens aan en uit kleden, luiers verschonen, kinderen op bed leggen om extra 1 op 1 aandacht aan de kinderen te geven. Zo wordt een alledaags verzorgingsmoment een bijzonder ontwikkelmoment.
Wist je dat kinderen in deze fase gaan begrijpen waarom dingen niet mogen? En dat liedjes, rijmpjes en versjes steeds beter worden onthouden?
Ontwikkeling vindt plaats tijdens de interactie tussen kinderen onderling en interacties met de pedagogisch medewerkers en de omgeving. Door onze horizontale groepen, kunnen we de juiste begeleiding geven die binnen de verschillende ontwikkelingsfasen nodig is. We volgen daarbij het tempo en de voorkeuren van de kinderen. Het ene kind is immers het andere niet. En ieder kind ervaart zijn eigen mijlpalen op zijn eigen moment. Deze tijdslijn laat zien wat je kunt tegenkomen tijdens die eerste belangrijke levensjaren van een kind. Daarbij laten we de kinderen hun eigen mijlpalen en ontwikkeling volgen!
Motorische (lichamelijke) ontwikkeling
Klimmen, rollen, spelen: kinderen krijgen gelegenheid om hun evenwicht en coördinatie te oefenen. Daarvoor hebben we zitzakken, kleine en lage klimonderdelen, evenwichtsbalken en stapstenen.
-
Kijk eens wat ik kan!
Met ondersteuning op één been staan, rennen, achteruit lopen, rondjes draaien, plotseling stil gaan staan, met beide voeten tegelijk omhoog springen, op zijn of haar tenen lopen.
-
Lopen en meer
De peuter gaat lopen combineren met andere handelingen. Dingen onder de arm meenemen of achter zich aan trekken.
-
Minder vallen
In deze fase krijgen kinderen steeds meer evenwichtsgevoel en de coördinatie wordt beter, hierdoor vallen ze minder.
-
Stapjes met overtuiging
Het lopen gaat steeds zelfverzekerder. Knieën zijn licht gebogen, schouders gaan meer naar achteren en de armen meer gestrekt langs het lichaam; de voeten worden platter neergezet.
-
Zindelijkheid
De fijne motoriek wordt steeds beter. Vanaf twee jaar toont de peuter interesse in zindelijkheid.
Hoe begeleidt Kindergarden de motorische (lichamelijke) ontwikkeling?
Bouwen met blokken
Binnen of buiten: we bieden alle ruimte om te bewegen, kinderen kunnen al zoveel! Spelen doen we bijvoorbeeld met houten blokken en duplo om de fijne motoriek te stimuleren. Kinderen ervaren hierdoor bijvoorbeeld de ‘zwaartekracht’: hoge torens bouwen en die om laten vallen.
Evenwicht en coördinatie
Zitzakken, kleine en lage klimonderdelen, evenwichtsbalken, stapstenen. Veilige materialen waar kinderen onder toezicht op kunnen klimmen, eraf kunnen rollen en fijn mee kunnen spelen. Op die manier oefenen ze hun evenwicht en coördinatie.
Zelfredzaamheid
We bieden activiteiten aan die de zelfstandigheid ontwikkelen. We laten ze zelf sokken aantrekken en als dit al lukt de schoenen. Zelf je jas aan- en uittrekken is een prestatie, net als zelf eten, zelf je gezicht poetsen en natuurlijk je handen wassen. Het zijn goede oefeningen voor de kleine en grote motoriek, en de dreumes leert zo verschillende kledingstukken, lichaamsdelen en begrippen kennen. Een kind groeit in zijn zelfvertrouwen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
We moedigen samenspel aan en wijzen kinderen onderling ook op het delen van speelgoed, al is er onder de twee jaar nog vooral sprake van speelgoed afpakken in plaats van delen.
-
Imiteren en hulp vragen
Sociaal-emotioneel is een dreumes aanhankelijk naar de moeder, doet volwassenen na – in het bijzonder in alledaagse dingen – en vraagt veel hulp aan volwassenen. Hij wil alles laten zien.
-
Samen of alleen?
Het contact met andere kinderen neemt toe. Er wordt nog steeds ‘naast’ elkaar gespeeld. Kinderen spelen in dezelfde ruimte, soms met hetzelfde materiaal, maar individueel.
-
Egocentrisch
Een dreumes kan niet goed delen en moeilijk op zijn beurt wachten. Tussen de 18 en 24 maanden kan hij of zij zich nog niet inleven in de gevoelens van een ander.
-
Onevenwichtig gedrag
Het ik-besef neemt toe en de koppigheidsfase breidt zich uit; de eigen wil manifesteert zich. Het gedrag is onevenwichtig: enerzijds vertoont een dreumes afhankelijkheid en anderzijds zelfstandigheid.
-
Empathie groeit
Tussen de 24 en 30 maanden leert de dreumes dat emoties van andere kinderen anders kunnen zijn. Dit komt doordat zijn inlevingsvermogen groter wordt. In deze periode neemt de woordenschat om over gevoelens te praten toe.
Hoe begeleidt Kindergarden de sociaal-emotionele ontwikkeling?
Zorgen voor rust
Kinderen zijn volop in beweging en gebruiken veel energie. Bovendien zijn ze niet in staat zichzelf af te remmen. Daarom bouwen we voldoende rust in; knuffelen, voorlezen, liedje zingen. Voorlezen is gezellig, leerzaam en stimuleert de fantasie, maar is ook een moment van rust en aandacht.
Samenspel
Hoewel de meeste kinderen nog alleen of naast elkaar spelen, zien we ook het begin van samenspel. Dat moedigen we aan. We wijzen kinderen onderling ook op het delen van speelgoed, al is er onder de twee jaar nog vooral sprake van speelgoed afpakken in plaats van delen. We rollen bijvoorbeeld de bal naar elkaar en benoemen dan tegelijk de namen van de kinderen. Zo creëren we saamhorigheid en bevorderen samen plezier maken.
Neutraliteit
Kennis en observatie helpen onze pedagogisch medewerkers om neutraal en respectvol naar kinderen te kijken en hun gedrag goed te interpreteren. Een kind dat speelgoed van een ander afpakt, doet dat niet om te plagen, maar om zijn zelfstandigheid te trainen. Dat zijn gedrag niet wenselijk is en niet leuk vanuit het perspectief van het kind van wie iets afgepakt wordt, begrijpt het nog niet. Tot 5-6 jaar zijn kinderen erg egocentrisch: gericht op het ik. Ze kunnen zich eenvoudigweg nog niet verplaatsen in een ander.
Taalontwikkeling
Na ongeveer anderhalf jaar heeft een dreumes al een woordenschat van zo’n vijftig woordjes. Daarna leert hij er per dag maar liefst tien bij!
-
Eerste zinnetjes
De peuter maakt zinnen van twee woorden; ‘mama weg’. Hij of zij gaat begrijpen dat ‘niet’ en ‘nee’ ontkennend zijn.
-
Het wonder van taal
Iets benoemen, duidelijk maken waar iets is, of een actie plus degene die hem uitvoert benoemen. Taal heeft een functie gekregen!
-
Vraagteken
Rond het tweede jaar gaat een kind zinnetjes vragend maken: ‘mama weg?’
-
Voornaamwoorden
Langzamerhand leert het kind het verschil in voornaamwoorden zoals mij en jou. Het goed toepassen is nog moeilijk.
-
"Waarom?"
Dit is de fase van de ‘waarom’ vragen. Puur uit nieuwsgierigheid en om aandacht te vragen.
Hoe begeleidt Kindergarden de taalontwikkeling?
Rijk taalaanbod
We verwoorden zoveel mogelijk voor de dreumes. Dat helpt om zijn woordenschat uit te breiden. We vertellen niet alleen veel, maar lezen ook voor, stellen vragen en leggen iets uit. Dat is goed voor de spraakontwikkeling. Kinderen hebben nog niet genoeg geduld om lang naar een verhaal te luisteren, maar een kort verhaaltje lezen of samen plaatjes kijken vinden ze heerlijk.
Nog meer praten
Na ongeveer anderhalf jaar heeft een dreumes al een woordenschat van zo’n vijftig woordjes. Daarna leert hij er per dag maar liefst tien bij! De eerste woordjes worden na een tijdje met elkaar gecombineerd tot eenvoudige zinnen. Om ervoor te zorgen dat een kind de juiste zinsopbouw gaat gebruiken, praten we bewust langzaam en duidelijk. We gebruiken korte zinnen en herhalen veel. We vertellen wat we zien of gaan doen. We maken samen met de kinderen zinnen af, zonder te corrigeren of te verbeteren. Daardoor voelen ze zich de volgende keer niet geremd, maar juist uitgedaagd.
Boek in beweging
Een levend verhaal maken is altijd een succes! Wat we bijvoorbeeld vaak doen is plaatjes en voorwerpen uit een boek benoemen; we nemen een afbeelding van een waslijn met een broek, sokken en een trui. We delen sokken uit. Als ze nog in elkaar zitten, kunnen de kinderen ze als een balletje in de lucht gooien en weer opvangen. Daarna de sokken uit elkaar halen en er mee zwaaien. Zo maken we taal op een speelse manier aanschouwelijk.
Cognitieve en zintuigelijke ontwikkeling
Kinderen beleven plezier aan krabbelen en kleuren, het ritmisch bewegen van de armen en het effect daarvan op papier. Ook kralen rijgen en kleien doen ze graag.
-
Kleuren
Het kind leert kleuren benoemen. Kinderogen hebben meer contrast nodig, dus om ze goed te kunnen waarnemen, moeten kleuren voor kinderen stralender en feller zijn.
-
Informatie
Kinderen leren informatie steeds beter opslaan: in beelden, symbolen, begrippen én onderlinge verbanden. Als ze hun eten van tafel gooien dan wordt de grond vies.
-
Details
Liedjes, rijmpjes en versjes worden steeds beter onthouden. Het kind focust zich steeds meer op details.
-
Besef
Kinderen begrijpen waarom dingen niet mogen, zelfs wanneer de ‘regelgever’ weg is.
Hoe begeleidt Kindergarden de cognitieve en zintuigelijke ontwikkeling?
Ruimtelijk inzicht
Leuk en leerzaam: we bieden speelgoed aan waarbij verschillende vormen (rondje, vierkant, driehoek) door het bijpassende gat gestopt moeten worden. Hierdoor krijgen kinderen begrip voor groot en klein en leren zij vormen te herkennen. Dit bevordert ook hun ruimtelijk inzicht, net als het bouwen met blokken.
Groei en bloei
De verschillende jaargetijden komen uitvoerig aan bod bij Kindergarden. Zowel binnen als buiten. Op die manier leren de kinderen veel over de groei en bloei van de natuur. Zorgen voor morgen is bij ons zorgen voor jezelf, voor anderen en voor de natuur. We vangen bijvoorbeeld water op in een regenton en gebruiken dat weer om de plantjes water te geven als het dagen achtereen droog is.
Kleuren en kleien
Peuters krabbelen en kleuren graag. Ze beleven heel veel plezier aan het ritmisch bewegen van de armen en het effect daarvan op papier. Ook kralen rijgen en kleien vinden ze leuk. Door deze vormen van expressie kunnen ze hun creatieve, zintuiglijke en motorische competenties ontwikkelen. Ook vergroten ze zo hun kennis van materialen, kleuren en vormen. Al onze vestigingen zijn ruim voorzien van materialen om deze activiteiten tot een feest te maken.
Persoonlijkheidsontwikkeling
Kinderen van deze leeftijd zien zichzelf als het middelpunt van alles. Regels geven duidelijkheid en bieden daardoor veiligheid. Ze helpen hen om zelfvertrouwen op te bouwen.
-
Spiegel
De dreumes begint zichzelf te herkennen in een spiegel.
-
Eigen naam
Vanaf anderhalf jaar kan een kind zijn eigen naam gaan noemen.
-
Middelpunt
Bij alles wat een dreumes doet, zet hij zichzelf in het middelpunt.
-
Ikke doen
Vanaf twee jaar zijn de woordjes ‘ikke doen’ en ‘zelf doen’ niet meer weg te denken.
-
Zelfbesef
Doordat de dreumes beter gaat praten, neemt het zelfbesef toe. Hij of zij leert dingen onder woorden brengen en kan er over nadenken.
Hoe begeleidt Kindergarden de persoonlijkheidsontwikkeling?
Regels en afspraken
Kinderen van deze leeftijd zien zichzelf als het middelpunt van alles. Regels en afspraken geven duidelijkheid en bieden daardoor veiligheid. Dat is in deze fase van afhankelijkheid en ontluikende zelfstandigheid erg belangrijk. Ze begrijpen steeds beter wat je zegt en bedoelt. Een aantal basisregels die we hebben: respectvol met elkaar omgaan, opruimen waarmee we hebben gespeeld en voorzichtig omgaan met spullen.
Complimenten geven
We geven kinderen graag complimenten! Dat vergroot hun zelfvertrouwen, maar we overdrijven niet. Teveel kan juist het tegenovergestelde effect hebben, namelijk dat kinderen afhankelijk worden van bevestiging. Wij vinden het sterker om ervoor te zorgen dat kinderen zelf leren trots te zijn op wie zij zijn, wat zij bereiken, kunnen en doen. Wij benoemen het proces en de emoties die erbij komen kijken. Vertellen wat we zien en wat het proces met het kind doet.
We vertellen je graag meer....
Tijdens een rondleiding op één van onze vestigingen vertellen we je graag meer over onze aanpak, visie en pedagogisch beleid. Kom je op rondleiding?
Kom op rondleiding!